Gezondheid in Beeld

Toelichting en verantwoording

Zijn de verschillen statistisch getoetst?
Waarom staat er bij sommige onderwerpen een streepje (-)?
Zijn de gegevens representatief voor Amsterdam en Amstelland?
Hoe worden Amsterdamse stadsdelen, gebieden en wijken bepaald?
Hoe is de sociaal-economische status bepaald?
Hoe wordt de gewichtsklasse bepaald?
Welke methode wordt gebruikt voor de toetsing van de gebiedsprofielen?

Alleen van toepassing op de jeugdcijfers:

Hoe is herkomst bepaald?
Hoe is het opleidingsniveau van de ouder(s) bepaald?
Wat betekent een (matig) verhoogde SDQ-score?
Hoe wordt het hebben van een eetstoornis gemeten?

Zijn de verschillen statistisch getoetst?
Met statistische toetsen wordt nagegaan hoe groot de kans is dat een gevonden verschil tussen groepen op toeval berust. Op deze website staat geen informatie over statistische significantie van verschillen. U kunt dus niet zien of een gevonden verschil daadwerkelijk bestaat of mogelijk op toeval berust. Daarbij is het goed om te weten dat een eventuele toe- of afname van een gezondheidsuitkomst ook het gevolg kan zijn van verschillen in werkwijzen en meetinstrumenten over de tijd. In de rapporten van de Gezondheidsmonitors voor Amsterdam en de regio Amstelland vindt u meer informatie over de significantie van gevonden verschillen.

Waarom staat er bij sommige onderwerpen een streepje (-)?
Een streepje betekent dat er voor dat onderwerp geen resultaten beschikbaar zijn. Hiervoor zijn drie mogelijke redenen:
• minder dan 5 personen gaven het betreffende antwoord of minder dan 100 personen in de onderzoekspopulatie;
• het onderwerp is niet nagevraagd in een bepaalde groep of jaar;
• de vraagstelling is anders dan in voorgaande jaren.

Zijn de gegevens representatief voor Amsterdam en Amstelland?
Ja. Ten aanzien van de Jeugdmonitor: alleen gegevens van kinderen die óf in Amsterdam óf in de regio Amstelland wonen worden meegenomen. De verzamelde gegevens worden gewogen, waarbij de richtlijn van GGD Nederland als uitgangspunt wordt gebruikt. Bij de gegevens uit het digitaal dossier van de jeugdgezondheidszorg wordt voor Amsterdam gewogen naar de achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd, etniciteit en sociaal-economische status. We gebruiken hiervoor de bevolkingssamenstelling in het jaar van de dataverzameling (Onderzoek, Informatie en Statistiek, gemeente Amsterdam) en de statusscores voor alle postcodegebieden (afkomstig van het Sociaal en Cultureel Planbureau). Voor de regio Amstelland wordt gewogen naar de achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd en etniciteit. Voor de jongerenvragenlijsten wordt voor Amsterdam gewogen naar de achtergrondkenmerken geslacht, leerjaar en onderwijsniveau. We gebruiken hiervoor de cijfers van DUO. Dit is voor het eerst gedaan in het schooljaar 2018-2019 en met terugwerkende kracht vanaf schooljaar 2015-2016. Hierdoor kunnen de cijfers afwijken van wat eerder is gepresenteerd. Voor Amstelland worden de jongerenvragenlijsten niet gewogen.
De gegevens van de volwassenenmonitor zijn gewogen naar de bevolkingssamenstelling in het betreffende onderzoeksjaar voor o.a. geslacht, leeftijd en gemeente, stadsdeel, gebied of wijk. Na weging zijn de resultaten representatief voor alle inwoners van 18 jaar en ouder (1).

1. Brink C van den, Uitenbroek D, Brink M van den, Boer E de, Hajema K, Schipper M. Richtlijn wegen voor GGD-epidemiologen. Utrecht: GGD Nederland, 2009.

Hoe worden Amsterdamse stadsdelen, gebieden en wijken bepaald?
De indeling naar stadsdeel, gebied en wijk vindt plaats op basis van de postcode van het woonadres. De richtlijnen van de gemeente Amsterdam worden hiervoor gebruikt. De stad Amsterdam is opgedeeld in 7 stadsdelen: Noord, Oost, Zuidoost, Zuid, Centrum, West en Nieuw-West. Voor de indeling naar gebied wordt gebruik gemaakt van indeling in 22 gebieden voor het Sociaal Domein zoals vastgesteld door B&W in 2014. De indeling naar 99 wijken is zoals vastgesteld door B&W in 2015 (2).

De gemeenten in de regio Amstelland hebben de wijkindeling samengesteld.

2. B&W. Wijziging statistische buurtindeling van Amsterdam per 1 januari 2015.

Hoe is de sociaal-economische status bepaald?
Jeugd
De sociaal-economische status van de jeugd wordt bepaald met behulp van de statusscore van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). De statusscore is een maat voor de sociale status van een wijk (afgebakend door de vier cijfers van de postcode) in vergelijking met andere wijken in Nederland. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen, zoals hun opleiding, het inkomen en de positie op de arbeidsmarkt.

De sociale status van de wijk waarin de Amsterdamse jeugdige woont, wordt bepaald in verhouding met andere Amsterdamse wijken. De jeugdigen worden op basis van hun postcode in één van de vijf onderstaande categorieën ingedeeld (alle groepen bevatten ongeveer 20% van de Amsterdamse jeugd):

  • zeer lage ses
  • lage ses
  • gemiddelde ses
  • hoge ses
  • zeer hoge ses

Volwassenen
Het hoogste behaalde opleidingsniveau van de respondenten van 18 jaar en ouder gebruiken we als indicator voor de sociaal-economische positie. Opleidingsniveau wordt verdeeld in 3 categorieën:

  • laag (lo, vmbo, mbo1)
  • midden (havo, vwo, mbo2-4)
  • hoog (hbo, wo)

Hoe wordt de gewichtsklasse bepaald?
Of iemand ondergewicht, een gezond gewicht, overgewicht of obesitas heeft wordt bepaald met behulp van de BMI. BMI staat voor body mass index en wordt berekend door het gewicht te delen door de lengte in het kwadraat (BMI = gewicht / lengte * lengte). Voor volwassenen betekent een BMI van 25 of hoger dat er sprake is van overgewicht en een BMI van 30 of meer dat er sprake is van obesitas (een ernstige vorm van overgewicht). Voor de jeugd zijn de BMI-afkapwaarden afhankelijk van de leeftijd en het geslacht. De gewichtsklasse van de jeugd wordt bepaald met speciaal voor de jeugd ontwikkelde internationale afkapwaarden (3, 4).

N.B. De gewichtsklasse ‘ondergewicht’ bestaat uit kinderen met a) matig ondergewicht en b) ernstig ondergewicht. Of het hebben van matig ondergewicht (veruit het grootste deel van de groep) gezondheidsrisico’s heeft, is niet bewezen. De kinderen met matig ondergewicht zijn aan de lichte kant, maar ze worden door jeugdgezondheidszorg beschouwd als kinderen met een gezond gewicht zolang er geen aanwijzingen voor zorgen zijn over hun gewicht en gezondheid.

3. Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ, 2000, 320: 1-6.
4. Cole TJ, Flegal KM, Nicholls D, Jackson AA. Body mass index cut offs to define thinness in children and adolescents: international study. BMJ, 2007, 335: 194-201.

Welke methode wordt gebruikt voor de toetsing van de gebiedsprofielen?
Voor de statistische toetsing van verschillen tussen gebied, stadsdeel en stad is voor de gebiedsprofielen gebruik gemaakt van de WinCross-methode van The Analytical Group. Voor de statistische toetsing van verschillen in cijfers in andere publicaties van GGD Amsterdam worden andere methodes gebruikt. Er kunnen verschillen tussen de verschillende methoden bestaan. Per onderwerp worden steeds 2 cijfers vergeleken. Het verschil tussen het gebiedscijfer en het stadsdeelcijfer (zonder het gebied) is getoetst en het verschil tussen het gebiedscijfer en het stadscijfer (zonder het gebied) is getoetst.

Alleen van toepassing op de resultaten van de jeugdcijfers:

Hoe is herkomst bepaald?
De richtlijnen van het CBS (5) worden gebruikt als uitgangspunt voor het bepalen van de herkomst. Als minimaal één van beide ouders in het buitenland geboren is dan heeft het kind een migratieachtergrond.

De migratieachtergrond van de Amsterdamse jeugd is verdeeld in de volgende 3 categorieën:

  • Nederlands (geen migratieachtergrond)
  • Westerse migratieachtergrond
  • Niet-westerse migratieachtergrond

De migratieachtergrond voor jongeren in de regio Amstelland wordt gepresenteerd in 2 categorieën:

  • Nederlands (geen migratieachtergrond)
  • Migratieachtergrond (samengenomen westerse en niet-westerse migratieachtergrond)

Toelichting:

  • Nederlands (geen migratieachtergrond): Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren.
  • Westerse migratieachtergrond: persoon met als herkomstgroepering een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.
  • Niet-westerse migratieachtergrond: persoon met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.

5. Centraal Bureau voor de Statistiek. Richtlijnen voor het bepalen van een migratieachtergrond. Den Haag/Heerlen: CBS.

Hoe is het opleidingsniveau (van de ouders) bepaald?
De richtlijnen van het CBS worden gebruikt als uitgangspunt voor het bepalen van het opleidingsniveau van de ouder(s). Hierbij is het hoogste opleidingsniveau binnen het gezin bepalend.

Het opleidingsniveau van de ouders van de jeugd wordt verdeeld in de volgende 4 categorieën:

  • laag (geen opleiding, basisonderwijs)
  • midden-laag (lager voortgezet onderwijs: VMBO, LBO, VBO, MAVO)
  • midden-hoog (hoger voortgezet onderwijs: MBO, HAVO, VWO)
  • hoog (HBO, universiteit)

De resultaten worden gepresenteerd in 2 categorieën : laag/midden en hoog.

Wat betekent een (matig) verhoogde SDQ-score?
De SDQ-totaalscore (6) geeft aan in hoeverre een kind sociaal-emotionele problemen heeft. Een matig verhoogde SDQ-totaalscore betekent dat een kind/jongere een verhoogd risico heeft op sociaal-emotionele problemen. Bij een verhoogde SDQ-totaalscore zijn er vrijwel zeker sociaal-emotionele problemen aanwezig. Aan de hand van 5 subschalen kan vervolgens gekeken worden op welk gebied de problemen zich voordoen en of er sterke kanten zijn.

6. Download SDQ uitleg (PDF, 18 kB)

Hoe wordt het hebben van een eetstoornis gemeten?
Jongeren vullen een vragenlijst (SCOFF) in. SCOFF is een eenvoudig en doeltreffend instrument om eetstoornissen op te sporen. Leerlingen die hoog storen op deze vragenlijst hebben symptomen die wijzen op een eetstoornis.